
Nu naar de inhoud
Toen de discipelen Jezus vroegen naar Zijn komst (Mat. 24:3) kwam die vraag niet uit de lucht vallen. De vraag was een logische reactie op wat zich net daarvoor had afgespeeld. Jezus had de farizeeërs hard aangepakt, hen het oordeel aangezegd. Het bleek niet zomaar een dreigement, dit oordeel was het resultaat van de opeenstapeling van zonde vanaf Abel, het vergieten van rechtvaardig bloed, door de hele geschiedenis heen. We hebben het hier dus niet over een zijdelingse gebeurtenis, maar over de aanloop naar een climax in de heilshistorie. Zodra de maat van zonde vol zou zijn, zou de tempel verwoest worden. De discipelen wezen Jezus daarna op de tempelgebouwen en opnieuw zei Jezus dat de tempel vernietigd zou worden. Geen steen zou op de andere blijven. De leerlingen beseften dat de val van de tempel het einde van hun religieuze wereld betekende, want ze kenden de geschiedenis van Israël. Vanuit die context stelden zij Jezus de vraag: ‘zeg ons, wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken van Uw komst …?’ Zij vroegen niet naar de wederkomst zoals vele gelovigen vandaag dat aannemen. Zij vroegen Jezus wanneer de tempel vernietigd zou worden en wilden weten of ze dat konden zien aankomen door middel van een teken. Belangrijk is te begrijpen dat zij dit oordeel van God zagen als ‘Uw komst’. Dit is niet vreemd omdat Maleachi de komst van de Heer naar Zijn tempel al als oordeel had aangekondigd (Mal 3:1). Op dezelfde wijze is het oordeel van God in het Oude Testament vele malen beschreven als het komen/neerdalen van de Heer (vb: Ps. 72:6; Jes. 31:4; Mi. 1:3), in voor die tijd begrijpelijke taal.
Als reactie op de vraag naar Zijn komst, vertelde Jezus wat er allemaal stond te gebeuren voordat het einde (van de tempel en het tijdperk van het oude verbond) er zou zijn. De grote verdrukking die Jezus daarbij noemde zou zich afspelen in Judea en niet in de hele wereld. De geschiedenisboeken leren ons dat die grote verdrukking rampzalig was. Jezus’ profetie is vervuld en daarmee is het duidelijk dat Zijn komst waar de discipelen naar vroegen geschiedenis is. De vraag is nu of deze komst het onderwerp is in alle andere teksten van het Nieuwe Testament, of dat er sprake is van meerdere komsten. Daar wordt verschillend over gedacht waardoor er ook sprake is van ‘partial’ en ‘full’ preterisme, zoals ook binnen futurisme verschillende overtuigingen bestaan. Ik ben overtuigd dat een overgroot deel van de teksten over de komst in 70 spreekt (vb: Jak. 5:8-9; 1 Thess. 1:10; 2 Pet. 3:12).
Dat gezegd hebbende wijs ik Ouweneel nog graag op zijn aanname dat ‘de komst in Zijn koninkrijk’ van Mat. 16:28 vervuld zou zijn in Mat. 17:1-8, de verheerlijking op de berg. Wat doet hij met vers 27, waar gesproken wordt over het oordeel dat in geen geval plaatsvond bij de verheerlijking? Mogelijk knipt Ouweneel de verzen op, zoals we gewend zijn van futuristen, maar die praktijken leiden tot een verknipte theologie. Jezus zei dat sommigen van zijn omstanders nog niet gestorven zouden zijn bij Zijn komst. Dat duidt op een vervulling verder in de tijd, waarbij slechts een klein deel van deze mensen nog in leven zou zijn. De verheerlijking op de berg was slechts een week (!) na deze uitspraak. We kunnen dus gevoeglijk aannemen dat zowat iedereen nog in leven was. De claim van Ouweneel is dus enigszins absurd. Bovendien heeft Jezus ook nog gezegd dat de discipelen hun rondgang door Israël niet zouden hebben afgerond voor de Zoon des Mensen zou komen (Mat. 10:23), opnieuw een aanwijzing dat het om een gebeurtenis ging die plaats zou vinden in hun tijdsperiode. Daar kunnen we niet omheen.
Ten slotte nog het volgende: Sproul citeert in zijn werk veelvuldig en enthousiast uit ‘The Parousia’ van James Stuart Russell (1878), als een van de meest belangrijke verhandelingen inzake eschatologie. Het preterisme is dus geen hype. Bij interesse schenk ik Ouweneel van harte een exemplaar.
Deze bijdrage van Jeroen Koornstra is een reactie op de column van Willem Ouweneel: Noch Calvijn, Wright en Sproul hebben ooit beweerd dat Jezus in het jaar 70 is teruggekomen!
Hieronder de reactie van Willem J. Ouweneel:
Alle orthodoxe christen-uitleggers hebben eraan vastgehouden dat de komst van Christus nog moet plaatsvinden
Ik dank Jeroen Koornstra voor zijn duidelijkheid: (a) hij distantieert zich van David Sorensen, en dat is winst. (b) Hij gelooft dat Jezus is ‘teruggekomen’ in 70 n.C. en dat verreweg de meeste teksten over de ‘komst’ van Christus (na diens hemelvaart) in het NT daarop betrekking hebben. Dat is géén winst, maar het is wel duidelijk. (c) Hij is een volbloed ‘vervangingsleeraanhanger’, ook al houdt hij niet van de term. Sorry, maar het gros van de eschatologen gebruikt nu eenmaal die term, of eventueel de term supersessionisme.
Ik moet nu dus concluderen dat Koornstra gelooft
(a) dat we geen wederkomst van Christus met de wolken des hemels meer te verwachten hebben (Jezus komt toch niet twéémaal met de wolken!?) (b) dat we geen opstanding der doden meer te verwachten hebben (want die is onverbrekelijk verbonden met de wederkomst), (c) dat we geen nationaal en geestelijk herstel van Israël als zodanig te verwachten hebben, (d) dat we geen Messiaans rijk van vrede en gerechtigheid te verwachten hebben. Laten alle (evangelische) christenen in Nederland die in hem een bijbelleraar zien, daar zorgvuldig nota van nemen.
Wat voor troost heeft Koornstra nabestaanden te bieden bij het graf van een geliefde ontslapene? Wij hebben tenminste 1 Thessalonicenzen 4:13-18 als troost! Onze geliefden zullen opstaan uit de dood als Jezus komt!! Als Jezus komt, gaan alle gelovigen naar het Vaderhuis!! (Joh. 14:1-3). En als het een bende is in deze wereld, geloven wij dat Jezus spoedig komt om zijn rijk van vrede en gerechtigheid op te richten!! Koornstra heeft niets te bieden… (behalve dan dat, als een gelovige sterft, hij naar de hemel gaat…).
Nog een paar kanttekeningen:
(a) Koornstra weet er niets van als hij beweert dat ik de lijn van de ‘bedelingenleer’ volg, althans zeker wat het klassieke dispensationalisme van Schofield betreft (jammer dat hij mijn boek ‘De toekomst van God’ niet kent…).
(b) Hoe kan Koornstra mij kwalijk nemen dat ik over allerlei zaken niet ‘gerept’ heb als ik gebonden ben aan de omvang van een column én hem uitvoerig naar mijn boeken heb verwezen!? In die boeken ‘rep’ ik over al die zaken die Koornstra bij mij mist.
(c) Het is voor mij onbegrijpelijk hoe iemand kan denken dat in het jaar 70 Matt. 24:14 al in vervulling was gegaan; Openb. 5:9 en 7:9 spreken nota bene over gelovigen uit alle geslachten, talen, volken en naties, en die waren er in 70 n.C. beslist nog niet. Pas vandaag de dag begint zich dit als mogelijkheid af te tekenen. Geen wonder: we leven in de eindtijd, en Jezus komt spoedig terug!
Voor alle overige zaken die Koornstra noemt, verwijs ik naar de genoemde boeken.
Ten slotte dit: laat de lezer niet denken dat Koornstra’s (en Sorensens) opvatting zomaar een van vele meningen is. Alle orthodoxe christen-uitleggers door alle eeuwen heen hebben eraan vastgehouden dat de komst van Christus met de wolken des hemels nog moet plaatsvinden en hebben dat vastgelegd in hun geloofsbelijdenissen. Zelfs zij die vurige aanhangers van het preterisme en het supersessionisme waren, hebben in die toekomstige wederkomst geloofd – totdat nu enkele lieden ineens ‘het licht’ hebben gezien. Ik vind dat buitengewoon bedroevend. Koornstra mag wat mij betreft een preterist en een supersessionist zijn zoveel hij wil, maar wat de wederkomst betreft valt hij voor mij buiten het orthodoxe christendom.
Je las net een gratis CIP+ artikel. Meld je aan en start je gratis maand.
Start je gratis maandJe voornaam
Je e-mailadres