Vijf uitspraken van de afscheid nemende ds. H. Brandsen
Hij gaat met pijn in zijn hart met emeritaat. Geestelijk verzorger zijn in een verpleeghuis is voor ds. H. Brandsen (64) "de mooiste baan" die er bestaat. Pastor of predikant noemt de geestelijk verzorger zichzelf niet. "Dat roept te veel associaties op met de kerk en kan mensen afstoten." Het Reformatorisch Dagblad sprak met hem. Lees hier een aantal uitspraken.
- "Een jaar geleden heb ik iemand, twee dagen voor zijn overlijden, gedoopt op zijn kamer. Hij wilde zich tijdens een kerkdienst laten dopen, maar zijn gezondheid ging zo hard achteruit dat dat niet meer mogelijk was. Met zijn familie vierden we na afloop het heilig avondmaal. Onvergetelijk."
- Over omgaan met lijden: "Soms krijg ik de vraag: 'Waarom doet God dat nou?' Dat weet ik niet. Ik heb zelf een zusje verloren en heb daar ook geen antwoord op. Het is een wond die aan beide kanten uitpuilt en het voelt goedkoop om daar een pleister op te plakken. In zo’n situatie moet je vastgehouden worden."
- "Het is schrijnend om de aftakeling van mensen te zien. Toch is een verpleeghuis niet alleen een plek van ellende en narigheid. Ik kom er ook veel hoop en blijdschap tegen. Hoop op een betere toekomst. Blijdschap omdat God erbij is in moeilijke tijden."
- "De meeste bewoners kennen God als een Vader Die hen genadig is in Jezus. Dat komt het meest tot uiting als ze op hun sterfbed liggen. Bewoners liggen rustig te wachten op hun einde of zingen: 'Maar, blij vooruitzicht dat mij streelt.' Na hun overlijden denk ik dan: die is Thuis."
- "De zonde benoem ik, maar de reddende genade van God staat bij mij centraal. De bewoners staan allemaal met één been in het graf. Jaarlijks overlijdt de helft. Daarom benadruk ik dat ze welkom zijn bij God. Wat er ook is gebeurd in hun leven."
Foto: verpleeghuis Sonnevanck in Harderwijk | Sonnevanck & Boerhaave
Praatmee