John vertrok als moslim en kwam terug als christen
Het was donker in de bunker in Afghanistan. Er was voor John maar net genoeg licht om tientallen slangen in zijn richting te zien glijden. Het was de nieuwste tactiek van zijn vader, een belangrijke talibanleider, om hem te straffen voor het feit dat hij Allah de rug had toegekeerd en Jezus volgde. Toen dat de jonge man niet van zijn geloof afhielp, liet zijn vader een agressieve waakhond op hem los. Achttien maanden lang moest de jonge Afghaan de martelkamer van zijn vader verduren. “God gaf me kracht,” zei John later, “en Hij zei tegen me: ‘Ik ben bij je.’”
Mekka
De problemen begonnen nadat John een pelgrimstocht had ondernomen naar Mekka, in Saoedi-Arabië. Hij vertrok als moslim en kwam terug als volgeling van Jezus. Tijdens die reis verscheen een Man met een stralend gezicht en hagelwitte kleding in een droom aan John. “Mijn zoon,” zei de Man, “Ik zie dat je Mij zoekt, maar het ware geloof is niet in Mekka te vinden. Ik ben hier niet.”
John vervolgde zijn pelgrimstocht naar Mekka, maar de hypocrisie waarmee hij continu te maken kreeg, stoorde hem. De heilige pelgrimage was doorspekt met de exploitatie van de pelgrims, om hen zoveel mogelijk geld uit de zakken te kloppen. Toen John samen met duizenden anderen om de Ka’aba steen in de Grote Moskee liepen, werd het hem ineens duidelijk: Ze aanbidden een steen! Een afgod! En toen kreeg John zijn tweede visioen. Dezelfde Man in het wit zei: “Rustig maar. Ik wil met je praten omdat Ik van je houd. Als Ik je vertel wie Ik ben, raak je zeven dingen kwijt. Je verliest de Koran en Mohammed. Je verliest je ouders. Je verliest het kind van wie je houdt. Je zult je familieleden verliezen. Je zult je rijkdom verliezen. Je zult dakloos worden en ze zullen je je land uit jagen.”
Droom
John kreeg te horen dat als hij die verliezen niet wilde aanvaarden, hij ook de Man in het visioen niet kon volgen. “Als U me Uw naam noemt,” zei John, “zal ik in U geloven.” “Ik ben jouw God”, reageerde de Man. “Ik ben Jezus Christus.” John keerde naar huis terug en zei tegen zijn vader: “Ik geloof niet meer in uw Allah.” “Dan ben je een ongelovige!” raasde zijn vader en hij begon John te slaan. “Als je hier met andere mensen over praat, snijd ik hoogstpersoonlijk je tong af!” “Ik wil het graag aan andere mensen vertellen”, reageerde John.
“Als jij rondvertelt dat je christen bent geworden, zal ik je verbranden. En je vrouw en je zoontje ook!”
En toen dwong hij John om die bunker in te gaan. De bunker werd normaal gesproken gebruikt om vijanden van de Taliban gevangen te zetten en te folteren. Zelfs toen zijn vader hem er achttien maanden later weer uit liet, waren Johns moeilijkheden nog niet voorbij. Maar hij bleef Jezus trouw en God deed grote dingen in zijn leven. Hij negeerde het verbod van zijn vader om over zijn geloof te praten. Hij zag hoe zijn vrouw, Mary, haar leven aan Jezus gaf toen ook zij een visioen van de Heere had gekregen. Hij was blij toen zijn hele familie, behalve dan zijn vader, Christus aannam.
Abortus
Toen Mary zwanger werd van hun tweede kind, stond haar vader erop dat ze de baby Sayeed Muhammed zouden noemen. “Nee”, verklaarde John. “Hij zal Isa (Jezus) worden genoemd.” “Jouw man is een ongelovige!” siste de man zijn dochter toe. “Je moet die baby aborteren.” Ze schudde haar hoofd en vertelde toen over haar eigen geloof in Christus. Mary’s vader ramde haar met haar gezicht tegen de grond, waardoor haar voortanden verbrijzelden. Daarna sloeg hij haar diverse keren in haar buik en sleepte hij haar mee naar Johns vader, die er samen met hem op los sloeg.
Toen andere Talibanleiders hoorden over de afvalligheid van John en Mary, gaven ze Johns vader de schuld en droegen ze hem op om het zoontje van het stel te doden. Toen hun moeders daarvan hoorden, beraamden ze samen een plan om John en Mary te helpen om Afghanistan te ontvluchten. Ze zwoeren om voor hun kleinzoon te zorgen tot het gezin weer herenigd zou worden.
Wonder
Nadat ze Afghanistan waren ontvlucht, nam John Mary mee naar een arts waar ze het trieste nieuws te horen kregen dat hun ongeboren baby was overleden. En ook dat Mary zelf zou kunnen sterven als de baby niet werd verwijderd. John kon die operatie niet betalen, dus deed hij het enige wat hij kon doen – bidden. Zo hard hij kon. Toen hij de volgende morgen uit bed kwam, zag hij met verbazing hoe Mary rustig met een kop thee voor hem stond.
Ze gingen terug naar de arts, die bijna uit zijn stoel viel. “De baby leeft nog!” riep hij uit. “Hoe is dat nou toch mogelijk?!” John vertelde hem over zijn gebed tot Jezus en de arts noemde het leven van de baby “een wonder”. Een aantal medewerkers uit zijn praktijk, bekeerden zich hierdoor tot Christus. Maar de vader van John was nog niet klaar met het afvallige stel. Hij kwam achter hun nieuwe woonplaats en droeg hen op om naar Afghanistan terug te keren en hun geloof af te zweren. Als ze dat niet deden, zou hun zoontje van twee de dood vinden.
Foto op Taliban-website
Op zoek naar bescherming voor hun zoontje klopte John bij heel wat autoriteiten aan, maar het mocht niet baten. Aan de trouw van het stel aan Jezus bleek een hoge prijs te zitten, want de vader van John overhandigde het jongetje aan de Taliban, die hem vermoordden. Er werd een foto van zijn levenloze lichaampje gepubliceerd op een Taliban-website, als waarschuwing voor “ongelovigen”.
Daarna vermoordde Johns vader het grootste deel van zijn familie, vanwege hun trouw aan Jezus. Nadat Mary’s vader erachter was gekomen dat zijn vrouw met de moeder van John had samengespannen om het stel Afghanistan uit te krijgen, vermoorde hij haar door rattengif door haar eten te mengen. Maar ondanks alle verdriet om hun verliezen wankelde het geloof van John en Mary niet. Ze moesten in acht maanden zes keer verhuizen om uit handen van de Taliban te blijven, maar toch bleven ze Jezus volgen. Ze werden gedoopt en Mary schonk het leven aan een gezonde zoon. John, die wil “dat meer mensen Jezus zullen zien”, begon een evangelisatieproject via het internet, dat geen enkele slang, waakhond of zelfs de dood kon tegenhouden.
Daniël
Dat soort geloof komt niet voort uit onze eigen kracht. Het is geworteld in het karakter van God, Die trouw is aan degenen die lijden om Zijn Naam. In het bijbelboek Daniël staat een verhaal over koning Nebukadnezar, die iedereen in zijn enorme rijk opdroeg om voor een negen verdiepingen hoog standbeeld van hem te buigen. Deed je dat niet, dan werd je in een oven verbrand. Sadrach, Mesach en Abed-Nego, bannelingen uit Israël, weigerden om voor een afgod te buigen. In hoofdstuk 3:16-18 staat geschreven: “Sadrach, Mesach en Abed-Nego antwoordden en zeiden tegen koning Nebukadnezar: Wij hoeven u hierop geen antwoord te geven. Als het moet, kan onze God, Die wij vereren, ons verlossen uit de brandende vuuroven, en Hij zal ons, o koning, uit uw hand verlossen. En zo niet, het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet zullen vereren en het gouden beeld dat u hebt opgericht, niet zullen aanbidden.”
Bovenstaand fragment is afkomstig uit 'I am n'. Het boek 'I am n' bevat inspirerende verhalen van christenen die lijden onder vervolging vanuit de islam. Klik hier om het boek te bekijken of te bestellen.
Praatmee