De gedachte dat de Bijbel aantoonbaar niet klopt en fouten bevat, bracht zijn geloof aan het wankelen. Bestaat God wel, vroeg Gábor Locht zich af, in een donkere periode van diepe geloofscrisis. In Eerste Hulp Bij Ongeloof, een boek voor ‘ongelovige Thomassen’, vertelt de docent aan de Evangelische Hogeschool over zijn zoektocht en de antwoorden die hij vond. “Al zou bij wijze van spreken de hele Bijbel niet kloppen, dan nog ben ik ervan overtuigd dat er een God is,” zegt hij in een interview met CIP.nl. Vooral als student, tijdens een studiejaar in Amerika, was hij een twijfelaar. Het zijn dan niet zozeer felle discussies over de betrouwbaarheid van de Bijbel, maar juist de sfeer op de universiteit die hem aan het twijfelen brengt. Het gevoel dat het wel erg middeleeuws is om te geloven in God en de Bijbel voedt de gedachte dat hij de Bijbel niet als een serieuze historische bron kan zien. “Ik dacht dat de Bijbel aantoonbaar niet klopte en fouten bevatte. Daardoor zette ik ook vraagtekens bij mijn geloof in God, dat grotendeels is gebaseerd op het vertrouwen in de Bijbel. Bestaat Hij wel? Is mijn geloof niet op drijfzand gebouwd?”
"Wat heeft het voor zin als deze wereld en ikzelf een product van toeval zijn?"
Een paar weken lang bidt hij niet. “Dat was naar mijn idee niet zinvol. Voor hetzelfde geld zou mijn gebed bij het plafond blijven hangen. Ik wilde eerst weten of God er is.” Zijn twijfel raakt ook de zin van het leven. “Als God er niet is of er misschien niet is, waar leef je dan voor? Wat heeft het voor zin als deze wereld en ikzelf een product van toeval zijn? Die gedachte maakte mij down en terneergeslagen,” vertelt Locht over de “zwarte periode” van twijfel.
Het besef dat God een persoon is, brengt verandering. “Als God daadwerkelijk een persoon is, gaat het niet om een abstracte waarheid die je op grond van argumenten kunt beoordelen. Dat is de kern van het geloof, zag ik. En als God een persoon is, kun je alleen maar uit die vertwijfeling komen als je contact met Hem probeert te leggen. Stoppen met bidden was dus niet de meest logische optie om erachter te komen of God er daadwerkelijk is.” Hij vergelijkt het met een liefdesrelatie: “Je kunt er niet vanaf een afstand achterkomen of je met een bepaalde persoon door het leven wilt gaan. Door contact leer je hem of haar kennen. Het ligt dan ook voor de hand dat je probeert God te leren kennen als je wilt weten of Hij er is.”
Als hij weer gaat bidden en uit de Bijbel lezen, realiseert hij zich: ten diepste weet ik dat er een God is. “Het was een diepe overtuiging die ik niet kon ontkennen. Dat besef gaf me rust om me verder te verdiepen in mijn vragen over de Bijbel. De kramp was eraf, want die zoektocht zou mijn geloof niet onderuit halen. Al zou bij wijze van spreken de hele Bijbel niet kloppen, dan nog wist ik dat er een God is.”
"Al zou bij wijze van spreken de hele Bijbel niet kloppen, dan nog wist ik dat er een God is"
Locht ontdekt al snel dat er goede antwoorden zijn op zijn vragen. Bijvoorbeeld over de historische betrouwbaarheid van de beschrijving van Jezus’ geboorte. Volgens Lukas lijkt Jezus geboren te zijn tijdens de regering van Herodus de Grote én de volkstelling van Quirinius. Herodes de Grote overleed in 4 vóór Christus en de volkstelling van Quirinius vond in 6 ná Christus plaats. Daar zit dus een gat van 10 jaar tussen. “Op zichzelf geen heel grote vraag, maar het argument dat Jezus’ geboorte een mooi romantisch verhaal is, maar historisch onbetrouwbaar, bracht mij aan het twijfelen. Als dit soort details al niet klopt, hebben de Evangelieschrijvers dan maar wat gedaan? Is de Bijbel dan niet meer fantasie dan werkelijkheid?”
Locht stuit op diverse bronnen over volkstellingen en vindt bij verschillende theologen verschillende informatie. Zo ziet hij dat er een goede alternatieve lezing van de tekst mogelijk is waarmee je recht doet aan de historische gegevens en toch kunt volhouden dat de Bijbel geschiedschrijving is. Ook nu twijfelt hij nog wel eens – maar veel minder diepgaand dan in zijn studententijd. “Ik trek eerder mijn eigen twijfels in twijfel,” vertelt hij. “Ik ben er diep van overtuigd dat God er is en dat Hij betrouwbaar is. Wie ben ik dan om iets van God te kunnen begrijpen? God is zoveel groter dan ik. Het is logisch dat ik Hem niet kan narekenen.”
"Wie ben ik om iets van God te kunnen begrijpen? God is zoveel groter dan ik"
In zijn boek gaat Locht – behalve op de betrouwbaarheid van de Bijbel – ook in op de verhouding tussen Gods oordeel en liefde en vragen over het lijden in de wereld. “Ik weet niet of je als mens wel een goed antwoord kunt vinden op het lijden,” erkent hij. “Maar als je ziet hoeveel God van mensen houdt en toch niet ingrijpt, geeft mij dat het vertrouwen dat God daar goede redenen voor heeft, ondanks het feit dat ik die redenen niet zie. Bovendien: als je ervan uitgaat dat er geen God is die een einde kan maken aan alle ellende, zou de situatie helemaal uitzichtloos zijn.”
Twijfel kan volgens Locht ook voortkomen uit onwil om te doen wat God van je vraagt. “De Heere Jezus zegt bijvoorbeeld dat een offer voor God niet zinvol is als je het niet eerst hebt goedgemaakt met je broeder. Iets moeten goedmaken kan pijnlijk zijn. Jezus geeft geen gemakkelijke opdrachten. Twijfelvragen kunnen dan als een excuus dienen om niet te hoeven doen wat Jezus zegt: ‘Is het wel de bedoeling van deze tekst?’” Door te leven zoals de Bijbel vraagt, krijgt twijfel minder kans, stelt hij, want dan zal blijken dat Gods woord waar en betrouwbaar is. “Als je minder met God bezig bent en minder uit de Bijbel leest, spelen vertwijfelde vragen sneller op. Je staat vaster in het geloof als je doet wat de Heere Jezus in Zijn woord zegt. Dan zal in je leven blijken hoe heilzaam en zegenrijk dat is.”
Gábor Locht spreekt op 7 april over zijn boek tijdens een minisymposium over geloofstwijfel in Amersfoort. Aanmelden kan tot 1 april.
Praatmee