Vijf Bijbelteksten die christenen graag negeren
Sommige Bijbelteksten worden door christenen gemakkelijk genegeerd. Door selectief lezen wordt er geen aandacht geschonken aan moeilijke opdrachten van Jezus Christus. Dat is een gevaar, want onze gedachten zijn niet altijd Gods gedachten. Deze vijf Bijbelteksten zien we volgens mij te graag over het hoofd.
1. De wang toekeren
'Ik zeg u echter dat u geen weerstand moet bieden aan de boze; maar wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; en als iemand u voor het gerecht wil dagen en uw onderkleding nemen, geef hem dan ook het bovenkleed; en wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga er twee met hem. Geef aan hem die iets van u vraagt, en keer u niet af van hem die van u lenen wil' - Mattheüs 5:38-42.
De Bergrede is één van de meest radicale boodschappen van Jezus. In vers 38 leert Hij zijn volgelingen om op een nieuwe manier vijanden te benaderen. Waarschijnlijk is de opdracht die Jezus hier geeft ons erg bekend. De kern van Zijn boodschap gaat niet alleen over vergeving, maar ook over een houding van genade en mededogen. Binnen het moderne evangelicalisme is een beweging die het eigen geloof wil verdedigen en wil strijden vóór de Kerk. Maar Jezus vraagt hier om geen defensieve houding aan te nemen wanneer iemand ons persoonlijk aanvalt.
In een tijd van boycots en verontwaardiging is dit een moeilijke opdracht die te vaak wordt genegeerd.
2. Beproevingen doorstaan
'Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen terechtkomt, want u weet dat de beproeving van uw geloof volharding teweegbrengt. (...) Zalig is de man die verzoeking verdraagt, want als hij beproefd gebleken is, zal hij de kroon van het leven ontvangen, die de Heere beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben' - Jakobus 1:2-12
Van de 12 oorspronkelijke discipelen van Jezus werden er 10 gemarteld, één verbannen en één discipel pleegde zelfmoord. Uiteraard bevonden zij zich in een context waarin veel vijandigheid jegens het christendom was. Maar uit hun geschiedenis blijkt dat Christus volgen niet gemakkelijk is. Binnen het westerse christendom wordt te vaak gedacht dat christenen het recht hebben om gelukkig te zijn en een welvarend leven te leiden.
Maar Jakobus geeft hier een andere boodschap mee. Hij maakt volgelingen van Christus duidelijk dat we op de proef gesteld worden, omdat ons geloof erdoor versterkt wordt. We kunnen lijden verwachten. Niet omdat God kwaadaardig is, maar omdat Hij wil dat we op Hem blijven vertrouwen. Wanneer we het tijdelijke geluk najagen gaat dat ten koste van onze eeuwige beloning. In een cultuur van comfort en overvloed wordt de boodschap van Jakobus te vaak genegeerd om een evangelie te creëren dat streeft naar aards succes.
3. Haat is hetzelfde als moord
‘Ieder die zijn broeder haat, is een moordenaar; en u weet dat geen moordenaar het eeuwige leven blijvend in zich heeft’ – 1 Johannes 3:15.
Jezus daagt ons voortdurend uit om onszelf niet alleen te onderzoeken maar ook om ons gedrag te veranderen. In 1 Johannes illustreert Hij dit door te zeggen dat haat hetzelfde is als moord. Waarschijnlijk zullen veel christenen beweren dat ze niemand haten. Maar als we eerlijk naar onszelf kijken, laat ons gedrag dat niet altijd zien. Voor Jezus betekent haat niet alleen iemand een ziekte toewensen, maar ook het ontbreken van liefde: ‘Wij weten dat wij zijn overgegaan uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben; wie zijn broeder niet liefheeft, blijft in de dood’, staat in het voorafgaande vers.
Dit vers gaat niet over haat, maar over een gebrek aan liefde.
4. Niet toegeven aan angst
‘Want God heeft ons niet gegeven een geest van vreesachtigheid, maar van kracht en liefde en bezonnenheid’ – 1 Timotheüs 2:7
Angst is één van de meest fundamentele menselijke impulsen. We gebruiken angst om onszelf te beschermen. Maar het christelijk geloof leert dat ‘iedereen die zijn leven liefheeft, het zal verliezen’. Zelfbehoud wordt afgekeurd.
Toen Jozua zijn volk naar het beloofde land leidde, vertelde God hem: ‘Wees sterk en moedig, schrik niet en wees niet ontsteld, want de HEERE, uw God, is met u, overal waar u heen gaat’ (Jozua 1:9). Filippenzen 4:67 maakt duidelijk: ‘Wees in geen ding bezorgd, maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God; en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus.’ Het komt dus neer op vertrouwen. Als we geloven dat God is wie Hij zegt dat Hij is, hebben we niets te vrezen. Onze angst toont aan hoeveel vertrouwen we hebben in Zijn beloften.
Het laat ook zien hoe we omgaan met kwesties als de vluchtelingencrisis of persoonlijke keuzes in je leven. Daarom staat in 1 Johannes 4:18, ‘Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit. De vrees houdt immers straf in, en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde.’
5. Waarschuwingen tegen rijkdom
‘Jezus zei tegen Zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u dat een rijke moeilijk het Koninkrijk der hemelen kan binnengaan’ – Mattheüs 19:23.
In Mattheüs 19 is een ogenschijnlijk jongeman ernstig bezorgd over zijn eeuwige redding. ‘Goede Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te hebben?,’ vraagt hij. De man vertelt dat hij zich plichtsgetrouw houdt aan alle regels en zijn naaste liefheeft. ‘Wat ontbreekt mij nog?,’ vraagt hij vervolgens. Jezus zei tegen hem: ‘Als u volmaakt wilt zijn, ga dan heen, verkoop wat u hebt, en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan en volg Mij.’
Voor mensen die in één van de rijkste landen ter wereld wonen is dit een uitdagende boodschap. Jezus volgen betekent jezelf helemaal aan Hem toewijden. Bij veel mensen neemt veiligheid, comfort en geld een grotere plaats in. Daarom zei Jezus: ‘Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’ Dit Bijbelgedeelte veroordeelt met name hebzucht. God wil dat we Hem volledig vertrouwen; ons geen zorgen maken.
Als we ons zorgen maken over onze bankrekeningen en financiële toestand, negeren we zijn gebod: ‘Wees daarom niet bezorgd en zeg niet: Wat zullen wij eten? of: Wat zullen wij drinken? of: Waarmee zullen wij ons kleden?’ (Mattheüs 6:31).
Praatmee