“Een christen mag zijn werk zien als een roeping. Een roeping betekent dat je gebruik maakt van de gaven die God je gegeven heeft om anderen te helpen en te dienen.” Dat zegt Jan Hoogland, lector aan hogeschool Viaa in Zwolle. Hij boog zich over de vraag hoe christelijke scholen kunnen bijdragen aan de roeping van jongeren in hun toekomstige beroep. In april spreekt hij daarover op het internationaal symposium dat drie christelijke hogescholen in Nederland organiseren. Het is steeds minder vanzelfsprekend om voor christelijk hoger onderwijs te kiezen, stelt Hoogland. “Toekomstige studenten maken individuele keuzes en hebben niet meer automatisch een opleidingsinstituut in het vizier dat bij hun geloofsgemeenschap hoort. We zien da afstand en kwaliteit in de studiekeuze steeds belangrijker worden.” Christelijke scholen moeten dus de waarde van hun identiteit dus beter bewijzen. Maar hoe?
Wat is de meerwaarde van christelijk hoger onderwijs?
“Een christelijke school biedt niet per se heel andere theorieën of vakkennis, maar helpt wel in persoonlijke vorming. De school kan samen met de student antwoorden vinden op de vraag hoe je je persoonlijk verhoudt tot je beroep en als christen kunt werken in een seculiere omgeving. Ook leert een christelijke instelling studenten nadenken en oordelen over kennis: hoe neutraal is die eigenlijk? Is alles wat de wetenschap zegt zonder meer waar?”
"Het besef dat je beroepskeuze iets te maken heeft met je geloof zou je wat mij betreft een roeping kunnen noemen"
Het symposium gaat over de christelijke roeping in je werk. Dat klinkt nogal groots. Wat bedoelt u precies met een roeping?
“God heeft ieder mens talenten geschonken. Je kunt je afvragen waarom Hij jóú die gaven heeft gegeven. Je hebt een zekere verantwoordelijkheid om daar iets mee te doen. Het besef dat je beroepskeuze iets te maken heeft met je geloof zou je wat mij betreft een roeping kunnen noemen. Christenen denken vaak dat een roeping met evangelisatie te maken heeft. Wij willen oproepen om in bredere zin over roeping na te denken, ook los van verkondiging en evangelisatie.”
Hoe ziet dat er in de praktijk uit, een roeping in bredere zin?
“Roeping is niet alleen in het geestelijke, maar in een heel mensenleven van toepassing. Als professional is het je roeping een goede naaste te zijn voor een ander, los van de vraag of hij gelooft of niet. Een christelijke verpleegkundige heeft als het goed is ook aandacht voor de ziel van een patiënt en voor zijn levensvragen. Dus niet alleen voor het lichamelijke, psychische en sociale. Dat geldt ook voor het onderwijs, waar je te maken hebt met kinderen, door God geschapen mensen. Alleen daarom al mag een christen zijn beroepskeuze en werk zien als een roeping.
Een roeping betekent dat je gebruik maakt van de gaven die God je gegeven heeft om anderen te helpen en te dienen. Een roeping is dus niet afhankelijk van de vraag of je bij een christelijke instelling werkt. Je neemt altijd je eigen christelijke normen en waarden mee. De vraag is hoe je ook in een seculiere omgeving je christelijke visie uitdraagt, zonder daarover direct in gesprek te hoeven gaan met mensen die je helpt of ondersteunt. Dat kan ook heel impliciet, in de manier waarop je mensen aandacht geeft en met hen bezig bent.”
"Hoe begeleid je terminaal zieke mensen als jij gelovig bent en zij niet?"
Hoe kan een christelijke opleiding studenten op weg helpen in hun roeping?
“Door hen niet alleen een vak te leren. Een opleiding aan een christelijke school helpt als het goed is ook om je persoonlijke positie te bepalen in morele dilemma’s. Hoe sta je in het leven en hoe verhoudt je je tot cliënten en hun levensvragen? Veel christelijke hbo-opleidingen in Nederland zijn mensgericht: ze leiden op tot professional in het onderwijs, de zorg of sociaal werk. Bij het omgaan met mensen in je werk komen vragen kijken die je niet kunt oplossen met vakkennis alleen. Hoe begeleid je bijvoorbeeld terminaal zieke mensen als jij gelovig bent en zij niet? Hoe ga je om met mensen wier levensstijl je afwijst? Die vragen worden prangender als je in een seculiere omgeving aan de slag gaat.”
Hoe ziet het ideaalplaatje eruit om dit over te dragen aan leerlingen?
“Mijn opvatting is dat we de identiteit veel meer door de hele opleiding heen moeten trekken en niet alleen aan de orde moeten stellen bij vakken als godsdienst en ethiek. Je kunt in alle lessen de geestelijke dimensie aan de orde te stellen. In Zwolle is bijvoorbeeld tijdens de hele studie aandacht voor de vraag hoe de student zich verhoudt tot zijn eigen ontwikkeling en beroepsvorming. Wat mij betreft is die vraag niet aan een vak gebonden.”
Praatmee