"De franje is er wel af," zegt ds. J. C. den Ouden. "Toen in begon was ik erg bezig om een goede dominee gevonden te worden, en het is nog niet weg. Toch ga je je zelf relativeren." Den Ouden is predikant in de hersteld hervormde kerk te Opheusden. CIP.nl sprak met hem over zijn roeping en leven op de Biblebelt. "Ik kies er bewust voor om zwarte ambtskleding te dragen," vertelt hij.
Op de lagere school ontstond zijn verlangen om aan de slag te gaan als dominee. "Maar ik kende de nodige twijfels. Heb ik voldoende kwaliteit? Vooral: ken ik God wel echt? Ben ik wel echt bekeerd? Ik dacht dat je het moment van je bekering moest kunnen aanwijzen. Ik had de Heere lief maar wist niet een ommekeer in mijn leven aan te wijzen. Totdat ik het boek 'De Redelijke Godsdienst' van Wilhelmus van Brakel las. Toen ontdekte ik dat het kennen van God pas een begin is. Hij schrijft dat de meesten het punt van hun bekering niet kunnen aanwijzen. Dat was voor mij een opluchting. Het verlangen om Christus te verkondigen en Hem aan te prijzen werd steeds sterker. Dat verlangen is mijn roeping geweest en is het nog steeds."
"Wilhelmus van Brakel schrijft dat de meesten het punt van
hun bekering niet kunnen aanwijzen. Dat was voor mij een
opluchting"
Zwarte ambtskleding
Den Ouden begon in Rijssen. Inmiddels is hij zes jaar predikant in Opheusden. "Op de Biblebelt moet je meer rekening houden met tradities en gevoeligheden dan wanneer je bijvoorbeeld in Groningen zou staan. Zo kies ik er bewust voor om zwarte ambtskleding te dragen. Niet dat het zo belangrijk voor mij is, maar een bruin pak zou bij gemeenteleden geen vertrouwen wekken. Je kunt dat kleingeestig vinden, maar je moet er rekening mee houden. En ik vind dat niet erg. Ik vind het belangrijker dat ik bij mensen binnenkom, dan welk kleur pak ik draag."
Wie over de grens heeft gekeken leert eigen traditie en gewoonten te relativeren. Dat geldt ook voor Den Ouden. Hij verbleef op verschillende continenten. "Overal zal je je als predikant in zekere mate rekening moeten houden met plaatselijke gewoonten. Als je een klein beetje liefde hebt is het ook niet moeilijk. Ik probeer wel mijn gemeente mee te geven: 'Traditie is goed, maar verabsoluteer het niet! Het gaat echt fout als we een ander afmeten aan een broek of bijbelvertaling, wat helaas gebeurt."
"Heel wat inwoners van Opheusden hebben weinig met het geloof en de kerk. De helft van onze kerkleden, dan praat je over duizend lidmaten, komt zelden of nooit in de kerk. Soms merk ik tijdens gesprekken dat mensen zich in de kerk niet welkom voelen. Ik had een gesprek met mijn buurmeisje, ze is 20 en niet christelijk. Ik nodigde haar uit om eens mee naar de kerk te gaan. Ze keek me verbaasd aan en vroeg: ‘mag ik daar komen, ook als ik een broek aan heb?’ Jammer wanneer de kerk die uitstraling heeft. In de loop der jaren hebben we de nodige anti-reclame gemaakt. Stiekem denken we: we zijn een klasse beter dan de goddeloze buitenwereld."
"In de loop der jaren hebben we de nodige anti-reclame gemaakt. Stiekem
denken we: we zijn een klasse beter dan de goddeloze buitenwereld"
Meer oog voor stille tijd
"Wij reformatorischen gaan voor leerzuiverheid, meer dan voor levensheiliging," voegt Den Ouden toe. "In de preek willen kerkgangers graag hoen hoe God mensen bekeert. De levensheiliging blijft vaak onderbelicht of wordt wettisch ingevuld. Overigens wil ik niet generaliseren," nuanceert hij. "Er is ook veel goeds. Er zijn in Opheusden best wat gezinnen waar de Heere gediend wordt. Hij werkt, ook vandaag, zelfs in onze reformatorische kerken! Laten we van Hem niet klein denken. Ik word blij als catechisanten na afloop vragen: ‘hoe kun je weten of je bekeerd bent.’ Of: ‘welke boeken kan ik lezen om de Heere beter te leren kennen?’"
"De franje is er wel af," zegt Den Ouden, terugblikkend om zijn periode als predikant tot nu toe. "Vroeger had het predikantschap aanzien. Dat is eraf. Enerzijds is dat verlies, als daarmee ook het ambtelijk gezag wegvalt. Anderzijds is het winst. De drempel was weleens erg hoog. Soms ontbreekt de passie. Het ambt is wat dat betreft hetzelfde als een huwelijk. Als je geen tijd neemt voor elkaar wordt het sleur. Dat gevaar ligt ook in het werk op de loer. Als dat zo is voelt dat niet goed. Dat beschuldigt me. Maar er zijn ook verrassingen. Onlangs moest ik een doopkaart brengen. Een verplicht nummer, dacht ik. Mooi als dit is afgewerkt. Ik kreeg ongedacht een goed gesprek en hoorde hoe de Heere in dat gezin werkt. Dat zijn bezoeken die je moed geven."
Praatmee