“Het begrip ‘vreemdelingschap’ kun je vanuit twee invalshoeken bekijken. Enerzijds vanuit de brief aan de Hebreeën. Vreemdelingschap staat daar voor een sterke gerichtheid op het Vaderland en de hemelse stad. In de eerste brief van Petrus is een andere benadering te bespeuren. Christenen zijn daar vreemdelingen omdat ze anders zijn dan de wereld. Ze horen er ten diepste niet bij”, zegt dr. J.D.Th. Wassenaar, schrijver van het boek 'Vreemdelingschap'. Hij benadrukt daarin de rol van de kerk als contrastgemeenschap.
Wassenaar legt de benadering van de eerste brief van Petrus naast de (kerk)geschiedenis. Hij noemt een voorbeeld. “Het idee van een staatskerk komt in de eerste brief van Petrus niet voor, integendeel. Christenen moesten toen vooral zorgen dat ze geen aanstoot gaven en door een goede handel en wandel konden ze mensen voor het christelijk geloof winnen. In 313 werd het christendom een toegestane religie, later in die eeuw werd de kerk een staatskerk. Het woord ‘vreemdelingschap’ werd daarmee weggevaagd.”
Wassenaar vertelt over de kerk als contrastgemeenschap: “De kerk heeft in de eerste brief van Petrus een duidelijk eigen profiel. Ze onderscheidt zich van de wereld. Er ging toen ook echt iets van de kerk uit, zeker in dienstbetoon.” Tijdens een bijeenkomst ter gelegenheid van de verschijning van zijn boek, heeft historicus prof.dr. James Kennedy dat aspect sterk benadrukt. “De kerk moet haar eigen identiteit vasthouden, bijvoorbeeld in discipline, tucht. Hij wees daarbij ook op het belang van de liturgie. In de eredienst viert de kerk wat ze van God gekregen heeft. Dat bepaalt haar identiteit.”
Het is wel de vraag of de lat in de kerk als contrastgemeenschap niet te hoog ligt. Wordt de kerk dan niet een elitegroep, met een verlies aan diversiteit? Wassenaar: “Deze vragen werden ook aan dr. Sake Stoppels gesteld, schrijver van het boek Oefenruimte, over discipelschap. Ook dat boek legt de nadruk op de kerk als een contrastgemeenschap. Dan is er weinig ruimte voor mensen die er niet helemaal voor gaan, om zo te zeggen. Het is lastig om de kerk als contrastgemeenschap overeind te houden als je in een gevestigde volkskerk zit. Daar kun je op een doopzitting horen dat iemand zijn kind wil laten dopen ‘omdat oma het zo graag wil.’ In de Bijbel kan ik me niet onttrekken aan de indruk dat de kerk anders moet zijn dan de wereld.”
Concrete antwoorden geeft Wassenaar niet op de vragen die hij opwerpt. “Daar is het boek te wetenschappelijk voor. Ik ga na hoe er in de kerkgeschiedenis mee omgegaan is en ik bekijk of en hoe dat spoort met de Bijbelse lijnen in de brief aan de Hebreeën en de eerste brief van Petrus.” Een hoofdstuk gaat over de theologische visie van de Nederlandse Hervormde Kerk na de Tweede Wereldoorlog. “De kerk richtte zich toen sterk op de samenleving en ze deed allerlei politieke uitspraken, over bijvoorbeeld kernenergie. Dat heeft haar vreemdelingschap geen goed gedaan. Al gaat het mij te ver om met dr. ir. Jan van der Graaf over ‘het bankroet van de apostolaatstheologie’ te spreken. Prof.dr. Bram van de Beek denkt ook in die richting. Hij zegt ook in onze tijd: ‘Stop als kerk met allerlei activiteiten om de wereld te verbeteren en om daar je betekenis aan te ontlenen. Dan lever je je te veel uit aan de wereld.’ Dat vind ik ook te kras uitgedrukt, maar ik begrijp het wèl.’”
“Een foutieve reactie op de eerste brief van Petrusbrief kan wereldvreemdheid zijn. Dat je je in een reformatorische zuil opsluit, met een boekje in een hoekje. Onder het motto: ‘Hier beneden is het niet, dus we participeren niet in de samenleving.’ Onder bevindelijk-gereformeerden zie je soms sterke nadruk op isolement. Dat zie je zo in de Petrusbrief niet terug. Christenen bevonden toen zich niet ‘ondergronds’, maar in de weerbarstige praktijk.”
Praatmee